Ik luister naar een dharma talk van Gil Fronsdal over ‘loslaten’. Hij spreekt over de verschillende manieren van loslaten. Wat we kunnen doen om los te laten. Moeten we daadwerkelijk het ‘ding’ loslaten, of gaat het meer over de gehechtheid in onze geest die we ‘moeten’ loslaten? Het antwoord daarop spreekt wat mij betreft voor zich: het gaat natuurlijk om het loslaten van die gehechtheid aan de dingen. Het vastklampen van onze geest aan gedrag, een middel, objecten, relaties etc. Klinkt mij hartstikke logisch in m’n oren. Als ik nou maar gewoon die gehechtheid loslaat, dan heb ik er ook niet zo’n last van. Maar hoe doe ik dat?
Bekende paden en hun nut
Dit is niet zo simpel (mijn ervaring, en wellicht ook die van jou). Als we op een bepaalde manier handelen, wordt er een pad bewandeld in ons brein. Hoe vaker we op deze manier handelen, hoe vaker we dit pad bewandelen en we hieraan gewend/gehecht raken. Op het moment dat we er voor kiezen (vanuit ons ‘ik’) om bepaalde dingen niet meer te doen, wordt dat enorm lastig: voor dat je het weet is dat pad alweer ingeslagen. En dat is niet omdat we inherent slechte wezens zijn, maar omdat we geconditioneerd zijn en omdat we ‘ons-zelf’ hebben aangeleerd om zo te handelen. Daarbij is het niet onbelangrijk om te vermelden dat dit handelen ons ooit diende: er is een reden waarom we ooit kozen voor bepaald gedrag. Belangrijk, voor mij in ieder geval, is dus ook om te (blijven) zien waarom mijn gedragspatronen zijn zoals ze zijn en deze niet te veroordelen.
Wat? Hoe?
En als ik dan los wil laten, wat is er dan? Is er dan niks? Of kan ik ergens ‘in’ loslaten? Gil instrueert in zijn lezing om een beweging te maken. Het loslaten van (de gehechtheid aan) verveling kan bijvoorbeeld beoefend worden door tevredenheid te cultiveren. Het loslaten van (gehechtheid aan) boosheid kan beoefend worden door vergeving.
Maar wat als het moeilijk is? Als ik de gehechtheid te groot is, voor nu? Op de vraag wat te doen als je niet kunt loslaten geeft Gil interessante antwoorden die voor mij resoneren. Een daarvan is: laat steeds een beetje meer los. Ik hoef niet direct alles los te laten. Zijn er dingen die ik al los laat? Gil nodigt me uit om te onderzoeken en op te merken. Mezelf credit te geven voor hetgeen wat ik al doe. En misschien kan ik ook beginnen met het loslaten van kleine dingen die niet zo zwaar zijn? De boosheid die ontstaat als iemand me afsnijdt op de A12, bijvoorbeeld. Of het trekken van de geest dat ontstaat als ik langs het koekjes-pad loop in de Appie.
Verlangen =/= ….
En wat als ik zó vast zit, dat ik echt niet los kan laten? En het wel heel graag wil? Geef dan het verlangen om los te laten op, zegt Gil. Dompel jezelf volledig onder in de gehechtheid en voel de lichamelijke sensaties waarmee deze gehechtheid gepaard gaat. Erken het verlangen om los te laten. Waar in het lichaam bevindt zich een somatische ervaring van vastklampen? Zit het in mijn spieren, mijn hoofd, mijn hart of mijn buik? Waar houd ik vast? Het antwoord bevindt zich daar ergens, niet in mijn analytische denken. Het (h)erkennen van gehechtheid, mezelf ademruimte geven, en eren wat op dit moment wél kan.
Ruimte
Gil beschrijft nog een mooie oefening die ik voor mezelf kan doen om de ‘vastklamping’ echt te kunnen ervaren en ruimte te bieden: ik maak een vuist, een stevige vuist voor mezelf, waarin alle spieren zich samentrekken. Ik voel de spanning in m’n hand en m’n arm. Ik sluit mijn ogen en visualiseer het vastklampen. Vervolgens leg ik de ontspannen handpalm van m’n andere hand onder de gespannen vuist. Alsof deze gedragen wordt. Ik voel de sensaties van de zachte aanraking. Ik sta m’n vuist toe om te ontspannen en blijf in contact met de fysieke sensaties van verzachting.
Bron / Instrument
De bron van m’n gehechtheid zit in de geest. Als het daar te gespannen voelt, als er daar geen ruimte is om los te laten, is het lichaam mijn instrument. Het lichaam dat me naar het hier en nu kan brengen, waar vrede is, als ik dat toesta. Ook als er gehechtheid is.